Niemand ter aarde weet hoe het eigenlijk begon
Het droevige verhaal van de nozem en de non
Van de nozem en de non
Vroeg in het voorjaar ontmoetten ze elkaar
Hij keek in haar ogen en toen was de liefde daar
Ja toen was de liefde daar
Sterk is de liefde, tijdelijk althans
De non vergat haar plichten zelfs haar rozenkrans
Ze vergat haar rozenkrans
Met z’n zonnebril en zijn nauwe pantalon
Verwekte onze nozem de hartstocht van de non
Ja de hartstocht van de non
’t Is wel te begrijpen ’t Gebeurt toch elke dag
De nozem was verloren toen hij in haar ogen zag
Toen hij in haar ogen zag
Ze liepen in ’t plantsoen, in de prille lentezon
En kussen bij de vleet kreeg de nozem van de non
Kreeg de nozem van de non
Een zekere juffrouw Jansen sloeg hen gade door de ruit
Ze wist niet wat ze zag en haar ogen puilden uit
Ja haar ogen puilden uit
Een zekere heer Pieterman keek neer van zijn balkon
Hij keek stomverbaasd naar de reacties van de non
De reacties van de non
Leve de liefde! Zei Pieterman galant
Maar juffrouw Jansen die belde naar de krant
Ja die belde naar de krant
Maar daar dacht eenieder dat ze het maar verzon
Dus ging ze naar de kapelaan en verklikte daar de non
En verklikte daar de non
Dat, zei de kapelaan is weer des duivels werk
Zo gauw ik er niet bij ben belazert hij de kerk
Dan belazert hij de kerk
In zulke dingen, zei hij, ben ik zo hard als beton
Ik stuur de politie op het dak van de non
Van de nozem en de non
Dankzij juffrouw Jansen en de kapelaan
Maakte de politie er een einde aan
Ja d’r kwam een einde aan
Want ze liepen namelijk zo maar op het gras
En de politie zei dat dat verboden was
Dat ’t gras verboden was
De non en de nozem die gingen op de bon
Een schop kreeg de nozem, de zenuwen de non
Ja de zenuwen de non
Niet om het een of ander maar omdat het niet kon
Eindigde de liefde van de nozem en de non
Van de nozem en de non
Volgens Aristoteles weegt een zoen niet zwaar
Letterlijk uitstekend, figuurlijk zelden waar
Vraag de non ^|^| er maar eens naar!