Je leeft maar heel kort, maar een enkele keer
En als je straks anders wilt kun je niet meer
Mens, durf te leven
Vraag niet elke dag van je korte bestaan:
Hoe hebben m’n pa en m’n grootpa gedaan?
Hoe doet er m’n neef en hoe doet er m’n vrind?
En wie weet hoe of dat nou m’n buurman weer vindt?
En: Wat heeft ‘Het Fatsoen’ voorgeschreven
Mens, durf te leven
De mensen bepalen de kleur van je das
De vorm van je hoed, en de snit van je jas
En van je leven
Ze wijzen de paadjes, waarlangs je mag gaan
En roepen: O foei! als je even blijft staan
Ze kiezen je toekomst en kiezen je werk
Ze zoeken een kroeg voor je uit en een kerk
En wat j’ aan de armen moet geven
Mens, is dat leven?
De mensen ze schrijven je leefregels voor
Ze geven je raad en ze roepen in koor:
Zó moet je leven!
Met die mag je omgaan, maar die is te min
Met die moet je trouwen al heb je geen zin
En dáár moet je wonen, dat eist je fatsoen
En je wordt genegeerd als je ’t anders zou doen
Alsof je iets ergs had misdreven
Mens, is dat leven?
Het leven is heerlijk, het leven is mooi
Maar vlieg uit in de lucht en kruip niet in een kooi
Mens, durf te leven
Je kop in de hoogte, je neus in de wind
En lap aan je laars hoe een ander het vindt
Hou een hart vol van warmte en van liefde in je borst
Maar wees op je vierkante meter een vorst!
Wat je zoekt, kan geen ander je geven
Mens, durf te leven!