De gouden zon zakt in de stad
De mensen die moe in hun huizen verdwijnen
Ze hebben hun dag weer gehad
De neonreclame die knipoogt langs ramen
Het motregent zachtjes op straat
De stad lijkt gestorven toch klinkt er muziek
Uit een deur die nog wijd open staat
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar zijn de mensen gelijk en tevree
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee
Daar zijn de mensen gelijk en tevree
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee
De toog is van koper, toch ligt er geen loper
De voetbalclub hangt aan de muur
De trekkast die maakt meer lawaai dan de jukebox
Een pilsje dat is er niet duur
Een mens is daar mens, rijk of arm ’t Is daar warm
Geen ’monsieur’ of ’madame’ maar wc
Het glas is gespoeld in het helderste water
Ja, ’t is daar een heel goed café
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar zijn de mensen gelijk en tevree
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee
Daar zijn de mensen gelijk en tevree
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee
De wereldproblemen die zijn tussen twee glazen bier
Opgelost voor altijd
Op de rand van een bierviltje staat daar je rekening
Of… Je staat in het krijt
Het enige wat je aan eten kunt krijgen dat is daar een hardgekookt ei
De mensen die zijn daar gelukkig gewoon
Ja, de mensen die zijn daar nog blij
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar zijn de mensen gelijk en tevree
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee
Daar zijn de mensen gelijk en tevree
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee