Vlak bij de haven staan heel oude huizen
Somber en donker, bouwvallig en koud
Daar woont een meisje ze noemen haar Patsy
Zij is het meisje, dat veel van me houdt
Kaal en versleten zijn Patsy haar kleren
Ondanks die kleren hoort Patsy bij mij
Thuis wil geen mens van mijn meisje iets weten
Toch gaat mijn liefde voor haar nooit voorbij
Patsy, ik hoor toch bij jou
Nooit wil ’k een ander als vrouw
Ook al woon je in een krot
Met de huisdeur kapot
Je weet toch hoeveel ik van je hou
Iedere nacht lig ik rust’loos te dromen
’k Zie hoe je wacht in die sombere straat
Denkend dat ik niet meer bij je zal komen
Maar als ik kom is ’t misschien al te laat
Laatst vroeg een buurman heel zachtjes aan vader:
Ken jij die Patsy, ze kwam wel eens hier?
’t Meisje is vroeg aan haar einde gekomen
Gisteren vond men haar in de rivier
Patsy, ik hoor toch bij jou
Nooit wil ’k een ander als vrouw
M’n geluk is voorbij
Jij bent niet meer bij mij
Patsy, straks kom ik bij jou